
Column Bert Wijbenga
De enthousiaste klant als leidend principe
Eerder dit jaar zagen de ‘Leidende principes voor een betere samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer in 2020’ het licht. Het document bevat goede uitgangspunten voor de samenwerking tussen opdrachtgevers en –nemers in de bouw, onderling vertrouwen, eerlijke prijsvorming en het reëel verdelen van risico’s. Bij het lezen dwalen mijn gedachten meteen af naar wat dit kan betekenen voor de dagelijkse praktijk.
De tegeltjes van mevrouw Vollebregt
In die praktijk gaat het namelijk niet altijd goed. Het ‘inkoopproces’ (aanbesteden doen we sowieso niet meer) voor bijvoorbeeld groot onderhoudsprojecten kenmerkt zich door veel inspiratie en optimisme. Wanneer opdrachtgever en –nemer eruit zijn, de mannen in pak langzaam van tafel gaan en de overalls uit de kast komen verandert echter soms de toon.
Want wat als in de praktijk blijkt dat de tegeltjes in de badkamer van mevrouw Vollebregt niet netjes recht zitten? Dan moet de aannemer wel op het afgesproken tijdstip voor de deur staan om dit op te lossen, zijn voeten netjes vegen voor hij naar binnen gaat en uiteraard het probleem naar tevredenheid oplossen.
Niet alleen moet het probleem perfect worden opgelost, opdrachtgever en –nemer moeten het er ook over eens zijn wie dit doet en wie de rekening betaalt. Hier wringt de schoen in de praktijk nogal eens. Ook nieuwe samenwerkingsvormen die gericht zijn op ‘partnerschap’ bieden niet perse de garantie dat de genoemde problemen zich niet voordoen.
Leidende principes
Gaan de ‘Leidende principes’ bovenstaand probleem volledig oplossen? Dat geloof ik niet. Moeten we ze nog concreet vertalen naar wat het betekent voor onze dagelijkse praktijk? Dat zeker. Toch ben ik positief, want de vijf leidende principes geven opdrachtgevers en bouwers meer begrip voor elkaars belangen en meer kader voor hun handelen. Als alle betrokkenen volgens de principes handelen, zorgt dat ervoor dat klanten als mevrouw Vollebregt straks hun duim opsteken en wij ons doel hebben bereikt!
Labels:Bert Wijbenga, column